Oefeningen

Klik hier (of op het diskette-icoontje rechtsboven de pagina) om de correctiesleutel (in PDF) van dit hoofdstuk te openen.

OEFENING 1 - Luistervaardigheid

Luister naar de dialoog en duid het juiste antwoord aan.
 
1 - Waardoor heeft meneer Vannieuwenhuyse pijn aan zijn elleboog?  


2 - Welke wonde heeft meneer Vannieuwenhuyse aan zijn elleboog?  


3 - Heeft hij pijn als verzorgster An de wonde verzorgt?  


4 - Waarmee dept An de wonde droog?  


5 - Waarom doet An een pleister op de wonde?  


OEFENING 2.1 - Woordenschat

Benoem de prentjes met de woorden uit het volgende kader.
 
(a)  
    (b)  
      (c)  
        (d)  
          (e)  
            (f)  
              • de snijwonde
              • de pleister
              • de schaafwonde
              • het verband
              • het ontsmettingsmiddel
              • het steriel gaas

              OEFENING 2.2 - Woordenschat (A)

              Wondverzorging. Wat betekenen deze verba? Maak juiste combinaties.

              genezen  
                hechten  
                  schoonmaken  
                    ontsmetten  
                      ontsteken  
                        • beter worden
                        • de huid weer aan mekaar zetten met naald en draad
                        • proper maken
                        • de bacteriën weghalen zodat de wonde niet kan ontsteken
                        • rood en dik worden door bacteriën

                        OEFENING 2.2 - Woordenschat (B)

                        Wondverzorging. Welke substantieven horen bij de verba en welke verba horen bij de substantieven?

                        VERBUM → SUBSTANTIEF

                        verzorgen →

                        → ontsteking

                        genezen →

                        → verdoving

                        bloeden →

                        → hechting

                        OEFENING 2.2 - Woordenschat (C)

                        Wondverzorging. Wat betekenen deze verba? Maak juiste combinaties.

                        verband  
                          wonde  
                            diepe snijwonde  
                              pleister  
                                kompres  
                                  • aanleggen
                                  • verbinden
                                  • hechten
                                  • kleven
                                  • aanbrengen

                                  OEFENING 3 - Leesvaardigheid

                                  Lees de tekst over wondverzorging aandachtig.

                                  Wondverzorging

                                  Zorg dat je je handen goed wast of ontsmet vooraleer je een wonde verzorgt of doe handschoenen aan.
                                   
                                  Open wonden
                                     – Stelp de eventuele bloeding door op de wonde te drukken.
                                     – Spoel de wonde met zuiver water. Gebruik een steriel kompres. Doe het vanuit het centrum van de wonde
                                     naar de rand toe.
                                     – Dep de wonde droog met een zuiver steriel kompres.
                                     – Dek de wonde af zodat er geen vuil in kan komen.
                                   
                                  Gesloten wonde
                                  Behandel gesloten wonden (bv. blauwe plekken of verstuikingen) zo snel mogelijk met ijs. Breng dit wegens gevaar op sterke afkoeling niet rechtstreeks op de huid of de wonde aan, maar rol het bijvoorbeeld in een dunne handdoek.
                                   
                                  Bloedende wonden
                                     – Gebruik bij hevig bloedende wonden steriele drukverbanden.
                                     – Bloedstelpende watten zijn nuttig bij neusbloedingen.
                                   
                                  Raadpleeg een arts als:
                                     – de bloeding niet gestopt kan worden.
                                     – de wonde niet goed gereinigd kan worden.
                                     – het om een schaafwonde gaat die groter is dan de helft van je handpalm.
                                     – het gaat om een grote wonde waarbij de botten, spieren of andere onderhuidse weefsels zichtbaar zijn.
                                     – het gezicht, de ogen of geslachtsdelen gekwetst zijn.
                                     – het gaat om een steekwonde.

                                  Beantwoord de vragen over de tekst.
                                  Een modelantwoord bij deze oefening vind je in de sleutel. Klik op het diskette-icoontje rechtsboven de pagina om de sleutel te openen.

                                  1 - Wat moet je doen voor je een wonde verzorgt? Er zijn drie opties: 1 ... 2 ... en 3 ...

                                  2 - Je stelpt een bloeding door op de wonde te drukken. Wat betekent 'stelpen' volgens jou?

                                  3 - Mag je ijs rechtstreeks op de huid aanbrengen? Waarom wel/niet? Ja, ... / Nee, ...

                                  4 - Wanneer zijn bloedstelpende watten nuttig?

                                  5 - Moet je een arts raadplegen bij een kleine schaafwonde: ja of nee?

                                  OEFENING 4 - Grammatica

                                  Het gebruik van inversie.
                                   
                                   
                                  Vorm zinnen. Let op de woordvolgorde!
                                  1 - verzorgen / mijn snijwonde / Wil / jij ?


                                  2 - de wonde / ik / Eerst / ontsmetten / ga


                                  3 - hechten / de dokter / Wanneer / de wonde / zal ?


                                  4 - Gisteren / aangelegd / we / hebben / een verband


                                  5 - vaak / de bewoners / vallen / In het zorgcentrum


                                  6 - ik / ga / uw huid / ontsmetten


                                  7 - aanbrengen / een kompres / ga / ik / Dan


                                  8 - Straks / op de wonde / een pleister / ik / kleef


                                  9 - had / een schaafwonde / Op haar knie / ze


                                  10 - goed / Zal / genezen / de wonde ?


                                  OEFENING 5 - Schrijfvaardigheid

                                  Vul de gaten in met woorden uit het volgende kader.

                                  1 - Als een wonde geneest, komt er een
                                    op. Die mag je er niet aftrekken!

                                    2 - Mariëtte viel met haar rollator en schoof met haar knie over de grond. Ze heeft een
                                      .

                                      3 - Jean had zich gesneden en bloedde hevig. De verpleger moest het bloeden stoppen. Hij moest het bloed
                                        .

                                        4 - Een steriel doekje dat je op een open wonde legt, is een kompres of een
                                          .

                                          5 - Bij de wondverzorging moet je de wonde eerst goed
                                            met ontsmettingsmiddel.

                                            • korst
                                            • schaafwonde
                                            • stelpen
                                            • gaasje
                                            • ontsmetten

                                            OEFENING 6 - Spreekvaardigheid

                                            Wondverzorging. Wat doe je?
                                            Een modelantwoord bij deze oefening vind je in de sleutel. Klik op het diskette-icoontje rechtsboven de pagina om de sleutel te openen.
                                             
                                            Situatie: Je bent verpleger in een zorgcentrum. Bewoner Fernand is gevallen. Hij heeft een open wonde, maar het bloedt niet erg. Jij verzorgt zijn wonde.
                                             
                                            Vertel aan Fernand wat je doet. Gebruik ongeveer 5 zinnen.

                                            EINDTEST

                                            Vul de gaten in. Gebruik woorden uit de woordenlijst.

                                            1 - Als je een wonde niet goed ontsmet, kan ze ontsteken. Dan heb je een .

                                            2 - Als je een klein wondje hebt, is het voldoende om er een op te kleven.

                                            3 - Hij had een snee in zijn duim. De snijwonde moest worden gehecht.

                                            4 - Je moet een open wonde altijd afdekken, zodat er geen of bacteriën in kunnen komen.

                                            5 - Ik heb de wonde schoongemaakt. Nu moet ik ze nog droogdeppen met een .

                                            Project number: 543336-LLP-1-2013-1-DE-KA2-KA2MP - This project has been funded with support from the European Commission. This publication [communication] reflects the views only of the author, and the Commission cannot be held responsible for any use which may be made of the information contained therein.