Oefeningen

Klik hier (of op het diskette-icoontje rechtsboven de pagina) om de correctiesleutel (in PDF) van dit hoofdstuk te openen.

OEFENING 1 - Luistervaardigheid

Luister naar de dialoog en duid het juiste antwoord aan.
 
1 - Hoe komt het dat meneer Vannieuwenhuyse langer dan normaal moet wachten op zijn spuitje?  


2 - Waarmee ontsmet verzorgster An de huid van meneer Vannieuwenhuyse?  


3 - Wat doet verzorgster An juist voor ze de spuitknop indrukt?  


4 - Waarom trekt verzorgster An de spuit niet meteen terug?  


5 - Wat doet An nadat ze de insuline heeft geïnjecteerd?  


OEFENING 2 - Leesvaardigheid

Lees het artikel over diabetes aandachtig.

België: Kom op tegen diabetes

Op vrijdag 14 november was het Wereld Diabetes Dag. Het thema van dit jaar was het gezonde ontbijt. Dat is hard nodig. Steeds meer mensen in ons land zullen lijden aan diabetes.
 
Diabetes ontstaat als er te veel suiker in het bloed is. Bij diabetes-Type 1 maakt het lichaam geen of te weinig insuline aan. Diabetes-Type 2 komt vaak voor bij oudere mensen. Zij krijgen diabetes omdat ze ongezond eten of te weinig bewegen. Maar ook bij het type 1 is een gezonde voeding erg belangrijk.
 
Cijfers
In 2030 zal 1 op de 10 Belgen lijden aan diabetes. Toch kunnen veel mensen de ziekte voorkomen. Wie ongezond ontbijt of helemaal niet ontbijt, heeft meer kans om zwaarder te worden. En dat is een oorzaak van diabetes.
 
Vers fruit
Hoe ziet een gezond ontbijt eruit? Eet bruin brood of kies ontbijtgranen zonder suiker. Drink koffie, water of thee. Beperk vet en volle melk. En een stuk vers fruit is beter dan fruitsap. Blijf je problemen hebben met je gewicht? Zoek dan zeker een diëtist op. Te weinig mensen doen dat. Het mag geen taboe meer zijn, vinden artsen.
 
Duid het bolletje in de juiste kolom aan.
waarniet waarStellingen
1 - Diabetes ontstaat als er te weinig suiker in het bloed is.
2 - Diabetes Type 2 komt vaak voor bij oudere mensen.
3 - Niet of ongezond ontbijten is de belangrijkste oorzaak van diabetes.
4 - In dit artikel wordt aangeraden om elke dag vers fruitsap te drinken.
5 - Als je problemen blijft hebben met je gewicht, moet je een diëtist opzoeken.

OEFENING 3.1 - Woordenschat

Vul de gaten in met de woorden uit de volgende kader.
 

Wat is diabetes?

Diabetes heet ook wel
    . Als je diabetes hebt, heb je te veel suiker (ook wel
      genoemd) in je bloed. Die glucose komt in je bloed via eten. Koolhydraten die je eet worden omgezet in glucose en het bloed vervoert de glucose naar alle cellen in je lichaam. Dat is belangrijk om te kunnen bewegen en groeien. De glucose heb je nodig voor
        en energie. Net als een auto die benzine (energie) nodig heeft om te kunnen rijden. Maar als je diabetes hebt, zitten de cellen waar de glucose in moet komen ‘op slot’. Er is een ‘sleutel’ nodig om de glucose binnen te laten. Die ‘sleutel’ heet
          . Dat is een stof die je lichaam aanmaakt om er voor te zorgen dat de glucose in de cellen komt. Als je diabetes hebt maakt je
            geen insuline. De celdeurtjes gaan dus niet open en de glucose kan niet naar binnen.
            • suikerziekte
            • glucose
            • verbranding
            • insuline
            • alvleesklier

            OEFENING 3.2 - Woordenschat

            Plaats de woorden uit de volgende kader bij het juiste nummer.
             
            (1)  
              (2)  
                (3)  
                  (4)  
                    (5)  
                      • het watje
                      • de insuline
                      • de spuit
                      • de naald
                      • de huidplooi

                      OEFENING 3.3 - Woordenschat (A)

                      Symptomen diabetes. Bekijk het prentje aandachtig.
                       
                       
                      Beantwoord de VOLGENDE vragen.
                      Een modelantwoord bij deze oefening vind je in de sleutel. Klik op het diskette-icoontje rechtsboven de pagina om de sleutel te openen.
                       
                      1 - Is de bloedsuiker te hoog of te laag bij een hypo volgens jou?

                      2 - Is de bloedsuiker te hoog of te laag bij een hyper volgens jou?

                      OEFENING 3.3 - Woordenschat (B)

                      Vul de zinnen aan met woorden van bovenstaande prenten. Let op: je moet de woorden soms aanpassen!

                      1 - Meneer Jacobs gaat voortdurend naar het toilet. Hij moet vaak .

                      2 - Meneer Anciaux ziet helemaal wit. Hij is erg .

                      3 - De handen van mevrouw De Wachter trillen. Zij .

                      4 - Mevrouw De Bleeckere heeft het plots heel warm. Ze begint ervan te .

                      5 - Meneer Janssens wil drinken. Hij heeft grote .

                      OEFENING 4 - Grammatica (A)

                      Het gebruik van de woordvolgorde in de enkelvoudige zin.
                       
                       
                      Benoem het zinsdeel dat tussen haakjes staat. Omcirkel het juiste antwoord.
                      1 - Ik kom u (uw spuitje) geven.  


                      2 - Ik zal u (naar de eetruimte) brengen.  


                      3 - Diabetes (ontstaat) als er te veel suiker in het bloed is.  


                      4 - (De verpleegster) heeft dit op school geleerd.  


                      5 - Ik heb (gisteren) bij mevrouw Jacobs insuline ingespoten.  


                      OEFENING 4 - Grammatica (B)

                      Vorm zinnen. Let op de woordvolgorde!

                      1 - geven / in uw buik / ga / een spuitje / ik


                      2 - u / omhoog / uw T-shirt / doen / moet


                      3 - uit uw huid / trek / ik / de naald


                      4 - het / aanvoelen / koud / zal


                      5 - een prikje / nu / u / voelen / gaat


                      6 - ik / ga / uw huid / ontsmetten


                      7 - gisteren / ingespoten / insuline / heb / ik


                      8 - pijn / dat / doet


                      9 - gedaan / is / het


                      10 - verpleegster Noura / injecteren / volgende week / komt / insuline


                      OEFENING 5 - Schrijfvaardigheid

                      Vul de gaten in met woorden uit de volgende kader.
                       

                      Hoe gebruikt u de insulinepen?

                      Basisprincipe van de pen: met de doseerknop stelt u de hoeveelheid insuline in en door de knop in te drukken injecteert u de insuline.

                      1 - Meng de insuline zo nodig door de
                        lichtjes te kantelen.

                        2 - Controleer of er insuline uit de pen komt: stel 2 eenheden in en spuit deze weg boven uw hand. Herhaal dit tot er druppeltjes insuline verschijnen.

                        3 - Stel de dosis (hoeveelheid) insuline in die u moet
                          .

                          4 - Maak een
                            plooi in uw buik of bovenbeen.

                            5 - Prik de
                              in de
                                plooi.

                                6 - Spuit de
                                  in.

                                  7 - Wacht 10 seconden.

                                  8 - Los langzaam de huidplooi en trek de naald eruit.
                                  • pen
                                  • inspuiten
                                  • huid
                                  • naald
                                  • huid
                                  • insuline

                                  OEFENING 6 - Spreekvaardigheid

                                  Insuline toedienen: stap voor stap.
                                  Een modelantwoord bij deze oefening vind je in de sleutel. Klik op het diskette-icoontje rechtsboven de pagina om de sleutel te openen.
                                   
                                  Situatie: Je bent verpleger in een woonzorgcentrum en je gaat insuline inspuiten bij mevrouw Jacobs. Vertel haar stap voor stap wat je doet. Vertel alles in het presens en let op de juiste woordvolgorde.
                                   
                                  Gebruik de steekwoorden uit de volgende kader.
                                   
                                   
                                  spuitje geven – in uw buik prikken – T-shirt omhoog doen – een prikje voelen – een beetje pijn doen – de naald uit de huid trekken – gedaan zijn
                                   

                                  EINDTEST

                                  Vul de gaten in. Gebruik woorden uit de woordenlijst of relatieve pronomina.

                                  1 - Ik ga u een geven. De naald kan even prikken.

                                  2 - Als je diabetes hebt, moet je insuline .

                                  3 - Diabetes wordt ook wel eens genoemd, omdat je dan te veel suiker of in je bloed hebt.

                                  4 - Voor je insuline toedient, moet je de huid maken met een en alcohol.

                                  5 - Als je diabetes hebt, moet je vaak of urineren. Je moet dan vaak naar het toilet.

                                  Project number: 543336-LLP-1-2013-1-DE-KA2-KA2MP - This project has been funded with support from the European Commission. This publication [communication] reflects the views only of the author, and the Commission cannot be held responsible for any use which may be made of the information contained therein.