Woordenlijst

Woordenschat

portie de substantief porties Ik heb veel honger: ik vraag om een tweede portie, dus schept mama mijn bord nog eens vol.
een bepaalde hoeveelheid
bestek het substantief bestekken Waar zijn de messen en vorken? Iemand is vergeten het bestek klaar te leggen!
messen, vorken en lepels
braakneiging de substantief braakneigingen Mijn eten komt terug naar boven, ik heb braakneigingen!
als je bijna moet overgeven
drinkvoeding de substantief drinkvoedingen Als je niet kan kauwen, moet je drinkvoeding drinken.
vloeibaar voedsel
eetgewoonte de substantief eetgewoontes / eetgewoonten Maria eet altijd eerst haar korstjes op en daarna de rest van haar boterham. Wat een rare eetgewoonte!
de manier waarop je meestal eet
eetlust de substantief eetlusten Wie niet wil eten, heeft geen eetlust.
de zin om te eten
eettempo het substantief eettempo's Eet eens wat sneller! Jouw eettempo is te traag.
de snelheid waarmee je eet
geur de substantief geuren Ik ruik appel en kaneel. Wat een heerlijke geur!
wat je ruikt met je neus
hap de substantief happen Jef heeft geen honger. Na twee happen stopt hij met eten.
een kleine portie voedsel
ondergewicht het substantief ondergewichten Als je te mager bent, heb je ondergewicht.
als je te weinig weegt
ondervoeding de substantief ondervoedingen Ondervoeding is een groot probleem in rusthuizen, omdat veel senioren niet willen eten.
als je te weinig eet
servet het substantief servetten Er hangt saus aan je mond. Veeg dat maar af met een servet!
doek om mond en handen af te vegen bij de maaltijd
servies het substantief - Ik heb een duur servies van mijn oma geërfd met prachtige borden.
verzameling vaatwerk voor eten en drinken
slab de substantief de slabben Kleine kindjes en oude mensen dragen vaak een slab tijdens het eten.
een stuk stof dat je om je hals doet om je kleding schoon te houden bij het eten
uitdroging de substantief uitdrogingen Tijdens de zomer delen de zorgkundigen extra veel water uit om uitdroging bij de bewoners te voorkomen.
als je te weinig drinkt
misselijk - adjectief misselijke Ik word altijd misselijk in de auto.
als je het gevoel hebt dat je moet overgeven
ondervoed - adjectief ondervoede In Afrika wonen veel ondervoede kinderen. Hun ouders hebben niet genoeg geld om hen te voeden.
als je een te laag gewicht hebt
uitgedroogd - adjectief uitgedroogde De uitgedroogde senioren moesten 2 liter water drinken.
als je niet genoeg vocht in je lichaam hebt
zelfstandig - adjectief zelfstandige Tieners zijn tegenwoordig heel zelfstandig: ze doen alles alleen.
als je iets kan zonder hulp
aanmoedigen - verbum moedig aan - moedigde aan - heeft aangemoedigd Tijdens een voetbalmatch moedigen fans de voetballers aan.
supporteren
afvegen - verbum veeg af - veegde af - heeft afgeveegd Er liggen kruimels op de tafel. Veeg die eens af!
proper maken door te wrijven, zonder water
assisteren - verbum assisteer - assisteerde - heeft geassisteerd Assisteer jij de bewoners bij de maaltijd?
helpen
braken - verbum braak - braakte - heeft gebraakt Als een kat een haarbal heeft, moet hij braken.
overgeven
kampen met - verbum kamp met - kampte met - heeft gekampt met Tijdens de buikgriepepidemie kampten veel mensen met buikpijn.
lijden aan
kauwen - verbum kauw - kauwde - heeft gekauwd Als je goed kauwt op je groentjes, kan je je niet verslikken.
bijten op voedsel
klaarleggen - verbum leg klaar - legde klaar - heeft klaargelegd Zodra alles is klaargelegd, kan de behandeling starten.
iets zo leggen dat het gereed is voor gebruik
morsen - verbum mors - morste - heeft gemorst Oh nee, ik heb saus gemorst! Nu heb ik een vlek op mijn bloes.
onbedoeld een vloeistof ergens naast gieten; etenswaar laten vallen
plezier halen uit - verbum haal plezier uit - haalde plezier uit - heeft plezier gehaald uit Jos haalt veel plezier uit de bezoekjes van zijn familie. Daar geniet hij echt van.
genieten van
proeven - verbum proef - proefde - heeft geproefd Wil jij eens proeven van mijn ijsje?
de smaak van iets vaststellen
(zich) verslikken - verbum verslik (me) - verslikte (zich) - heeft (zich) verslikt Jean moest vreselijk hoesten, omdat hij zich verslikt had in zijn boterham.
zo slikken dat iets niet in je slokdarm maar in je luchtpijp komt
(op)voeden - verbum voed (op) - voedde (op) - heeft (op)gevoed De zorgverleenster heeft de demente patiënt gevoed. / Mijn ouders hebben me goed opgevoed, ik heb manieren.
eten geven / (opvoeden:) grootbrengen
Project number: 543336-LLP-1-2013-1-DE-KA2-KA2MP - This project has been funded with support from the European Commission. This publication [communication] reflects the views only of the author, and the Commission cannot be held responsible for any use which may be made of the information contained therein.