Zorgkundige An: |
Zo, we zullen vandaag de kaart maken voor de kaas- en wijnavond. Ziet u het een beetje zitten? Ik heb van alles meegebracht: gekleurd papier, stiften, lijm. We kunnen er een hele kleurrijke kaart van maken! |
Meneer Vannieuwenhuyse: |
Mij maakt het niet veel uit… |
Zorgkundige An: |
Kijkt u er niet naar uit dan? |
Meneer Vannieuwenhuyse: |
Nee, laat mij maar liever in mijn kamer. Vorige keer hebt u mij uitgenodigd en ben ik niet gekomen, sorry. Ik hoorde wel het lawaai en het gelach tot in mijn kamer. |
Zorgkundige An: |
Zou het niet leuk kunnen zijn om samen te lachen? |
Meneer Vannieuwenhuyse: |
Nee, lachen is voor mij verleden tijd. Laat mij maar in mijn kamer. |
Zorgkundige An: |
Oké. Het is uw keuze, maar ik denk toch dat een beetje sociaal contact u goed zou kunnen doen. |
Meneer Vannieuwenhuyse: |
Ik denk altijd dat ik de mensen te veel zal storen. |
Zorgkundige An: |
Storen? U moet het zien als een kans om nieuwe mensen te leren kennen en om misschien een beetje te praten over jullie levenservaringen. Bent u hier eigenlijk gelukkig? |
Meneer Vannieuwenhuyse: |
Eigenlijk wel, maar ik mis hier wat. Ik mis hier mijn huis, mijn thuis: de vele kamers en de tuin. Wat ik ook mis, zijn mijn kinderen. Ik mis mijn verleden. |
Zorgkundige An: |
Wat maakt u dan echt gelukkig? |
Meneer Vannieuwenhuyse: |
Om eerlijk te zijn: de komst van mijn kinderen en kleinkinderen. Dan zitten we allemaal aan tafel. En dan is er één die zegt: “Zal ik koffie inschenken, opa?” En een andere zegt: “Opa, zal ik de boterhammen smeren?” Het zijn maar kleine dingen, maar het doet me goed. Het maakt me vrolijk. |
Zorgkundige An: |
Misschien moet u hun voorstellen dat ze ook naar de kaas- en wijnavond komen? |
Meneer Vannieuwenhuyse: |
Nee, zaterdag – tijdens het weekend – hebben ze niet altijd tijd. Ze hebben ook hun eigen leven: druk, druk, druk. |
Zorgkundige An: |
Maar u kunt het maar voorstellen, hè? Misschien zijn ze super enthousiast, misschien komt het juist goed uit voor hen? Hebt u het gevoel dat ze u steunen? |
Meneer Vannieuwenhuyse: |
Dat wel. Ze helpen en zijn altijd bereidwillig. Ze vragen: “Opa, wat moeten we meebrengen of waarvoor kunnen we zorgen?” Er is wel één ding: ze betuttelen me soms te veel. Ze zeggen te veel: “Zo moet het en zo moet het.” En dat heb ik niet graag. Langs de andere kant, denk ik dat ze niet begrijpen wat er in mij omgaat, dat ik me alleen voel. Daar zijn ze nog te jong voor. Ze begrijpen dat niet. Maar ik voel me wel alleen. |
Zorgkundige An: |
Is er iets wat wij voor u kunnen doen als u zich misschien wat eenzaam voelt? |
Meneer Vannieuwenhuyse: |
Eigenlijk zouden er meer mensen moeten zijn met wie we kunnen praten. Maar ik besef wel dat ik er zelf voor moet zorgen dat ik hier mijn thuis vind. |
Zorgkundige An: |
Dat denk ik ook. Maar misschien is die kaas- en wijnavond dan toch niet zo’n slecht idee? |
Meneer Vannieuwenhuyse: |
Je hebt gewonnen. |
Zorgkundige An: |
Zullen we dan toch die kaart maken? |
Meneer Vannieuwenhuyse: |
Ja. |