Oefeningen

Klik hier (of op het diskette-icoontje rechtsboven de pagina) om de correctiesleutel (in PDF) van dit hoofdstuk te openen.

OEFENING 1 - Luistervaardigheid

Luister naar de dialoog en duid het juiste antwoord aan.
 
1 - Welke artikelen heeft meneer Peeters besteld?  


2 - Waarom mag mevrouw Strobants geen snoep eten?  


3 - Waarom mag meneer Lammens geen suiker eten?  


4 - Welke verkeerde bestelling heeft Inneke genoteerd?  


5 - Welk alternatief stelt Inneke voor om aan de diabetici te geven voor Sinterklaas?  


OEFENING 2 - Leesvaardigheid

Lees de getuigenis van Geertje die lijdt aan diabetes type 2 aandachtig.

"Ik had diabetes en ik wist het niet"

Geertje (55 jaar) had al jaren diabetes type 2 zonder het te weten. Zij is niet de enige die denkt dat er niets aan de hand is, terwijl diabetes al langere tijd in het lichaam sluimert.
 
“Ik had geen idee, ik leefde mijn leven, genoot ervan en deed alles wat ik leuk vond. Ik lette ook nooit echt op mijn voeding of mijn gewicht. Ik at wat ik lekker vond en ieder jaar kwamen er wel kilootjes bij, maar daar lette ik niet zo op. Ik was tevreden met mezelf.”
 
Vage klachten
“Totdat ik op een gegeven moment last kreeg van een aantal klachten. Ik was echt wel te zwaar, ik werd vaker moe. Verder had ik vaak dorst; dan kon ik de hele dag drinken zonder dat dat vervelende gevoel van te willen drinken over ging. En mijn zicht werd op den duur ook minder. Ik zag vaker dingen wazig, had moeite om te focussen. Toch deed ik in eerste instantie niets. Ik dacht dat ik gewoon tijdelijk niet lekker in mijn vel zat, dat mijn weerstand misschien wat minder was, maar dat het wel over zou gaan.”
 
Diagnose diabetes type 2
“Toen de klachten bleven aanhouden, ben ik toch naar de dokter gegaan. Hij stelde vast dat ik diabetes type 2 had. Daar schrok ik enorm van. Het bleek dat door mijn overgewicht mijn lichaam ongevoelig was geworden voor insuline. Insulineresistent, heet dat. Diabetes type 2 kan heel lang in het lichaam zitten, terwijl je daar niks of weinig van merkt. Dat was bij mij het geval. Ik kreeg medicijnen voorgeschreven, metformine. Die helpen goed en ik heb weinig last van bijwerkingen. Daarnaast heb ik mijn levensstijl aangepast. Ik ben gezonder gaan eten; meer groenten en fruit, minder calorieën. En ik sport nu iedere dag. Al met al voel ik me goed. Mijn bloedsuikerspiegel is dankzij de metformine en mijn gezondere levensstijl goed op peil te houden.


Omcirkel het juiste antwoord.

1 - Wanneer besliste Geertje om naar de dokter te gaan?  


2 - Wat waren haar klachten?  


3 - Geertje is insulineresistent. Dit wil zeggen dat  


4 - Geertje is gezonder gaan eten. Ze eet nu  


5 - Ze houdt haar bloedsuikerspiegel op peil door  


OEFENING 3.1 - Woordenschat (A)

Welke zoetigheden uit de dialoog herken je? Plaats de woorden uit de volgende kader bij het juiste prentje.

(a)  
    (b)  
      (c)  
        (d)  
          (e)  
            (f)  
              • ijs
              • chocoladepiet
              • peperkoek
              • chips
              • (zak) snoep
              • wafels

              OEFENING 3.1 - Woordenschat (B)

              Wat zijn de synoniemen van … ? Maak juiste combinaties.

              zwaarlijvig  
                bijkomen  
                  afvallen  
                    diabetes  
                      tussendoortje  
                        • dik
                        • verdikken
                        • vermageren
                        • suikerziekte
                        • snack

                        OEFENING 3.2 - Woordenschat

                        Vul het kruiswoordraadsel in met woorden uit de woordenlijst.
                         
                        Deze oefening kan je niet online maken. Klik onder de pagina 'Dialoog' op het diskette-icoontje rechtsboven de pagina om de oefening te openen.

                        OEFENING 4 - Grammatica (A)

                        Het gebruik van vergelijkingen.
                         
                         
                         
                        Vergelijk de personen in één zin. Gebruik de comparatief.
                         
                        Voorbeeld:            (jong zijn) Jean is 80 jaar. René is 90 jaar.         →         Jean is jonger dan René.
                        1 - (veel koekjes eten) Jos heeft drie koekjes gegeten. Jacques heeft twee koekjes gegeten.


                        2 - (gezond eten) Nicole eet veel fruit en groenten. Maria eet veel chips en snoep.


                        3 - (weinig suiker eten) Jan heeft diabetes en mag geen suiker eten. Anja is geen diabeet en mag af en toe suiker eten.


                        4 - (graag zoetigheden eten) Frederik eet graag zoete snacks. Alain lust geen zoetigheden.


                        5 - (goed op zijn voeding letten) Jeanne is altijd op dieet. François eet waar hij zin in heeft.


                        OEFENING 4 - Grammatica (B)

                        Het gebruik van vergelijkingen. Je krijgt het adjectief. Vul de superlatief in.

                        1 - jong → het jongst

                        2 - dik →

                        3 - klein →

                        4 - weinig →

                        5 - groot →

                        6 - lekker →

                        7 - veel →

                        8 - graag →

                        9 - mager →

                        10 - oud →

                        11 - zoet →

                        OEFENING 4 - Grammatica (C)

                        Vul de gaten in met heel/veel of met de comparatief/superlatief van het adjectief tussen haakjes.

                        1 - Maria is dik. Ze moet (goed) op haar eten letten.

                        2 - Annette houdt zich flink aan haar dieet. Ze is de (gezond) bewoonster van het hele zorgcentrum!

                        3 - Michel is diabeet. Hij mag dus (weinig) suiker en vet eten dan de andere bewoners.

                        4 - Wie heeft het (veel) tijdschriften besteld?

                        5 - Godelieve eet heel graag chocolade en speculaas, maar marsepein eet ze het (graag).

                        6 - De vrijwilliger heeft aankopen gedaan.

                        7 - Als je gezond wilt leven, moet je fruit en groenten eten.

                        8 - Wie op dieet is, moet (weinig) snoepen.

                        9 - Wat vind je het (lekker)? Peperkoek of wafeltjes?

                        10 - ‘Story’ is (duur) dan ‘Dag Allemaal’, dus dan bestel ik ‘Dag Allemaal’.

                        OEFENING 5 - Schrijfvaardigheid

                        Lees de dieettips voor ouderen aandachtig.

                        Goede tips voor ouderen

                        Als mensen ouder worden is het zeer goed mogelijk dat hun dieet zal moeten veranderen. Dit is vooral waar als hun huidige dieet niet goed uitgebalanceerd is. Dit is echter misschien gemakkelijker gezegd dan gedaan. Er zijn specifieke dingen die een zorgverlener of de ouderen zelf kunnen integreren in het dieet om de gezondheid van een ouder persoon te stimuleren.
                         
                        Maak maaltijden rijk aan deze voedingsstoffen.
                        De volgende stoffen of tips moeten elke week in de maaltijd worden opgenomen.
                         
                        Omega-3 vetzuren – Van deze stoffen is bewezen dat ze ontstekingen verminderen, dit vermindert het risico op hartziekten, kanker en kan zelfs problemen met artritis verminderen. Deze vind je terug in veel verschillende soorten vissen en in lijnzaadolie.
                         
                        Calcium en vitamine D – De behoefte aan calcium en vitamine D wordt groter wanneer mensen ouder worden. Dit is vooral belangrijk voor de gezondheid van de botten. Een extra voordeel van calcium is dat het helpt bij het verlagen van de bloeddruk.
                         
                        Beperk natrium inname – De meeste ouderen hebben hypertensie – hoge bloeddruk. Een van de belangrijkste dingen die zorgverleners kunnen doen om bij ouderen hypertensie te verminderen is door voedingsmiddelen te bereiden met een laag natriumgehalte. De meeste mensen staan er van verbaasd als ze horen dat tafelzout slechts een klein procent van natrium in de voeding voor zijn rekening neemt. Vooral bevroren of verwerkt eten zit vaal vol met natrium.
                         
                        Drink genoeg – Naarmate mensen ouder worden hebben ze vaak minder dorst, ook al heeft hun lichaam nog steeds dezelfde hoeveelheid vloeistof nodig.
                         
                        [...]

                        Beantwoord de vragen over de tekst.
                        Een modelantwoord bij deze oefening vind je in de sleutel. Klik op het diskette-icoontje rechtsboven de pagina om de sleutel te openen.
                         
                        1 - Het is goed voor senioren om veel vis te eten. Welke goede voedingsstoffen zitten er in vis?

                        2 - Welk voedingsmiddel moet je mijden bij een natriumarm dieet?

                        3 - Welk synoniem voor ‘hypertensie’ vind je in de tekst?

                        4 - Stel dat een bejaarde vaak iets breekt. Welke voedingsstoffen moet hij innemen om zijn botten sterker te maken?

                        5 - Oudere mensen hebben vaak minder dorst. Betekent dit dat hun lichaam minder vocht nodig heeft?

                        OEFENING 6 - Spreekvaardigheid

                        Vergelijk de bewoners met de informatie in de tabel en gebruik daarbij steeds de comparatief en de superlatief.
                        Een modelantwoord bij deze oefening vind je in de sleutel. Klik op het diskette-icoontje rechtsboven de pagina om de sleutel te openen.
                         
                        Gebruik de adjectieven uit de volgende kader.
                         
                         
                        jong/oud – klein/groot – mager/dik – veel/weinig (2x)
                         
                         

                        EINDTEST

                        Vul de gaten in. Gebruik woorden uit dit hoofdstuk. Soms moet je heel/veel gebruiken. Gebruik steeds de juiste vorm van het adjectief.

                        1 - Jos snoepte vroeger dan nu. Hij eet nu , omdat hij suikerziekte of heeft.

                        2 - Maria eet . Daarom is ze dik of zwaarlijvig.

                        3 - Annie eet fruit en groenten dan de andere bewoners. Ze heeft de levensstijl van het zorgcentrum.

                        4 - Om vier uur eet Jef een snack of zoals een koekje of iets anders zoets.

                        5 - Jeanine snoept niet. Ze let op haar , want ze volgt een . Maria eet zoetigheden: ze snoept de hele tijd. Maria is dan Jeanine.

                        Project number: 543336-LLP-1-2013-1-DE-KA2-KA2MP - This project has been funded with support from the European Commission. This publication [communication] reflects the views only of the author, and the Commission cannot be held responsible for any use which may be made of the information contained therein.