Woordenlijst

Woordenschat

kaartspel het substantief kaartspellen Marianne speelt graag kaartspelletjes. Haar favoriete spel is patience.
een spel met speelkaarten
spelregel de substantief spelregels Je moet eerst de spelregels leren voor je een spel kan spelen.
informatie die zegt hoe je een spel moet spelen of een sport moet beoefenen
gezelschapsspel het substantief gezelschapsspelen Bij Kerstmis spelen we met de hele familie een gezelschapsspel. Meestal kiezen we voor Trivial Pursuit.
een spel dat voor de gezelligheid wordt gespeeld met vrienden of familie
winnen - verbum win - won - heeft gewonnen De voetbalploeg van België heeft met 2-1 gewonnen van de Amerikanen.
de beste zijn in een spel of een wedstrijd
spelen - verbum speel - speelde - heeft gespeeld Als klein meisje speelde ik veel spelletjes: verstoppertje, tikkertje en zakdoekje leggen. / Ik speel al viool sinds mijn zesde.
een activiteit doen waarbij je plezier maakt; muziek spelen
uitleggen - verbum leg uit - legde uit - heeft uitgelegd Toon begrijpt de oefening niet, dus legt zijn leerkracht ze uit.
verklaren (doen begrijpen / duidelijk maken)
vals spelen - verbum speel vals - speelde vals- heeft valsgespeeld Jeroen speelt vals: hij kijkt de hele tijd stiekem in de kaarten van Lien.
niet eerlijk zijn bij een spel / de spelregels overtreden
weer het (bij substantief) substantief / bijwoord - substantief: Wat voor weer is het vandaag? Het is zonnig en warm!/ bijwoord: Hij mocht weer naar huis na de ziekenhuisopname.
substantief: de toestand van de zon, de wind, de regen, de wolken en de temperatuur (buiten) / bijwoord: terug, opnieuw
regenbui de substantief regenbuien Het is erg nat buiten door al die regenbuien.
water dat uit de lucht valt
weerbericht het substantief weerberichten Heb jij het weerbericht voor morgen gehoord?
informatie op televisie of in de krant over het weer dat men verwacht
fris - adjectief frisse Het is fris buiten.
kouder dan je zou verwachten
regenboog de substantief regenbogen Toen het begon te regenen verscheen er een regenboog aan de hemel.
cirkelvormige zevenkleurige boog aan de hemel wanneer de zon schijnt op vallende regen
wind de substantief winden Er is veel wind vandaag.
de lucht buiten die beweegt en die je kunt voelen
windrichting de substantief windrichtingen Uit welke windrichting komt de zon op?
de richting waaruit de wind waait
weerman de substantief weermannen Frank Deboosere is een bekende weerman: hij leest al wel 20 jaar het weerbericht voor.
iemand die een weerbericht voorleest op radio of televisie
wisselvallig - adjectief wisselvallige Bij wisselvallig weer neem je best een paraplu mee.
afwisselend opklaringen en wolkenvelden met regen
voorspellen - verbum voorspel - voorspelde - heeft voorspeld De weerman voorspelt het weer van morgen.
op voorhand zeggen dat iets gaat gebeuren
voetbal het substantief - Dries speelt graag voetbal. Zijn droom is om net zo goed te worden als zijn idool Lionel Messi.
een teamsport waarbij je probeert de bal in het doel van de tegenstander te schoppen
ploeg de substantief ploegen Bij voetbal spelen er steeds twee ploegen tegen elkaar.
het team (een groep mensen die samen iets doen)
doping de substantief - Veel wielrenners nemen doping om sneller te kunnen fietsen.
een soort drugs die een atleet neemt om betere resultaten te behalen
wielrennen het substantief - Wielrennen is een gevaarlijke sport, want veel renners vallen tijdens het fietsen.
de wielersport (een sport waarbij je om het snelst moet fietsen)
wielrenner de substantief wielrenners Bij een wielerwedstrijd nemen verschillende ploegen met wielrenners het tegen elkaar op.
iemand die aan wielrennen doet
favoriet - adjectief favoriete Lance Armstrong was mijn favoriete wielrenner tot hij betrapt werd op doping.
lievelings / wat jij het beste vindt
het hebben voor iemand - verbum heb het voor iemand - had het voor iemand - heeft het gehad voor iemand Ik heb het wel voor Cristiano Ronaldo: hij kan goed voetballen en is nog knap ook!
iemand leuk, goed of mooi vinden
supporteren - verbum supporter - supporterde - heeft gesupporterd Tijdens het wereldkampioenschap voetbal supportert iedereen voor zijn eigen land.
aanmoedigen
televisie de substantief televisies Maria kijkt elke dag naar haar favoriete programma's op tv.
een scherm waarop je bewegende beelden en geluid kunt bekijken, de tv
herhaling de substantief herhalingen In de zomer zijn er enkel herhalingen op tv: alle programma's worden opnieuw uitgezonden.
iets dat opnieuw wordt gezegd of getoond
journaal het substantief journaals / de journalen Op het journaal spraken ze over de oorlogen in Afrika.
het nieuws (een bericht over wat er in de wereld gebeurt)
uitzenden - verbum zend uit - zond uit - heeft uitgezonden Om hoe laat wordt de voetbalwedstrijd uitgezonden?
laten zien op televisie of laten horen op de radio
gezelligheid de substantief - Gezelschapsspelletjes speel je voor de gezelligheid.
een aangename, prettige sfeer
plezier het substantief - De meisjes gierden van het lachen en hadden veel plezier.
wat je leuk vindt / een vrolijk gevoel
eenzaam - adjectief eenzame Oude mensen zonder familie zijn vaak eenzaam.
alleen / zonder andere mensen
met zijn vingers draaien - verbum draai - draaide - heeft gedraaid Hij wist niet wat doen en zat dus de hele middag met zijn vingers te draaien.
niets te doen hebben
(zich) vervelen - verbum verveel (me) - verveelde (zich) - heeft (zich) verveeld In de vakantie vervelen kinderen zich vaak, omdat ze dan niets te doen hebben.
niet weten wat je wil doen en dus niets doen
iets beu zijn - verbum is beu - was beu - is beu geweest Patience is mijn lievelingsspel, ik zal het nooit beu zijn.
iets na een tijdje vervelend vinden
interesseren - verbum interesseerde - heeft geïnteresseerd Politiek interesseert me niet: het maakt mij niet uit wie het land bestuurt.
nieuwsgierig maken / belangstelling opwekken
politiek de substantief - Als je geïnteresseerd bent in politiek, moet je zeker gaan stemmen.
alle regels en andere dingen die te maken hebben met het besturen van een land
leefruimte de substantief leefruimtes In de leefruimte kunnen alle bewoners samen tv kijken.
de woonkamer / de living (een plaats waar je dagelijkse leven zich afspeelt)
in de loop van - pronomen - In de loop van de namiddag gaat het regenen.
tijdens
's zondags - adverbium - 's Zondags ga ik op bezoek bij mijn grootvader.
elke zondag / op zondag (de laatste dag van de week)
gezelschap het substantief gezelschappen Ik ben niet graag alleen, ik heb echt gezelschap nodig.
het samenzijn met iemand
niet uitmaken - verbum maakte niet uit - heeft niet uitgemaakt Het maakt mij niet uit of we morgen naar de cinema gaan of vandaag. Beide dagen zijn goed voor mij.
eender zijn / geen verschil maken voor jou
Project number: 543336-LLP-1-2013-1-DE-KA2-KA2MP - This project has been funded with support from the European Commission. This publication [communication] reflects the views only of the author, and the Commission cannot be held responsible for any use which may be made of the information contained therein.