Verpleegster: |
Goed geslapen? |
Mevrouw Vannieuwenhuyse: |
Ja. |
Verpleegster: |
Ik ga uw bloeddruk meten. |
Mevrouw Vannieuwenhuyse: |
Oké. |
Verpleegster: |
U mag uw linkerarm even voor u uitstrekken. En ik ga uw mouw een beetje oprollen, zodat ik gemakkelijker aan uw bovenarm kan. |
Mevrouw Vannieuwenhuyse: |
Doe maar. |
Verpleegster: |
Even de manchet bevestigen … Zo. Spant het niet te veel? |
Mevrouw Vannieuwenhuyse: |
Nee, het is goed zo. |
Verpleegster: |
Oké, dan begin ik de bloeddrukmeter op te blazen. U geeft een teken als het te veel begint te spannen, hé? |
Mevrouw Vannieuwenhuyse: |
Ja. |
Verpleegster: |
En u mag uw voeten plat naast elkaar op de grond zetten. Als het voor u gemakkelijker is, mag u uw arm op mijn knie laten rusten. |
Mevrouw Vannieuwenhuyse: |
Ja. |
Verpleegster: |
Oké, even diep in en uit ademen, tot u volledig ontspannen bent! |
Verpleegster: |
Even kijken: 18 over 9. Dat is dus nog steeds een beetje te veel. We houden het verder in de gaten. |
Mevrouw Vannieuwenhuyse: |
Komt u vanavond terug om mijn bloeddruk op te meten? |
Verpleegster: |
Vanavond komt mijn collega van de avonddienst uw bloeddruk meten. |
Mevrouw Vannieuwenhuyse: |
Om hoe laat ongeveer? |
Verpleegster: |
Dat zal rond 18 uur zijn, voor u aan tafel gaat. |
Mevrouw Vannieuwenhuyse: |
Dat is prima! Dank u. |