Oefeningen

Klik hier (of op het diskette-icoontje rechtsboven de pagina) om de correctiesleutel (in PDF) van dit hoofdstuk te openen.

OEFENING 1 - Luistervaardigheid

Luister naar de dialoog en vul de gaten in.
 
1 - Kunt u alstublieft zo snel mogelijk een sturen?

2 - Gisteren na het avondmaal is meneer Anciaux .

3 - Hij had hoofdpijn en last van lichte .

4 - Deze morgen, rond 7 uur, wilde hij opstaan om een glas water te nemen, maar hij miste een .

5 - Zijn buurvrouw werd wakker van de en duwde op de .

6 - Hij antwoordt naast de kwestie. Hij komt nogal over.

7 - Eerst heb ik zijn gecontroleerd en daarna heb ik zijn pols en gemeten.

8 - Heeft hij al ingenomen?

9 - Lijdt hij aan ?

10 - Blijf intussen praten met hem en .

OEFENING 2 - Leesvaardigheid

Lees de tekst over richtlijnen rond het bellen naar noodnummers aandachtig.

Hoe bellen naar noodnummers?

Als je een noodnummer moet bellen, bevind je je meestal in een stressvolle situatie. Toch is het belangrijk dat je precieze en juiste informatie kunt meedelen aan de operator en dat je zijn vragen kunt beantwoorden.

Probeer voor je de noodcentrale belt het volgende te weten te komen: de juiste locatie, het soort noodgeval en of er gewonden zijn.
Volg deze stappen:
 
1. Vorm het nummer 112 voor de brandweer, een ambulance of de politie. In België vorm je het nummer 101 voor dringende politiehulp.
2. Wacht rustig op een antwoord. Haak niet in, want daardoor kom je opnieuw aan het begin van de wachtlijst te staan.
3. Geef het juiste adres waarnaar de hulpdiensten zich moeten begeven (stad, straat, nummer, kruispunt, speciale toegang, praatpaal, enz.) en eventueel wat de gemakkelijkste manier is om er te geraken. Als je niet belt vanaf de plaats van het incident, vertel dit dan ook aan de operator.
4. Beschrijf wat er gebeurd (brand, ongeval, agressie, inbraak, hartaanval, enz.).
5. Geef aan of er mensen in gevaar of gewond zijn en hoeveel.
6. Haak niet in vooraleeer de operator zegt dat je mag inhaken. Hou ook je telefoonlijn vrij zodat de operator je kan terugbellen als hij meer informatie nodig heeft.
7. Als de situatie zou verergeren of verbeteren, bel dan terug naar de noodcentrale om dit mee te delen.


Duid het bolletje in de juiste kolom aan.

waarniet waarStellingen
1 - In België moet je het nummer 112 bellen voor een ambulance.
2 - Voor je de noodcentrale belt, moet je enkel weten of er gewonden zijn.
3 - Je moet terugbellen naar de noodcentrale als de situatie verandert.
4 - Je mag enkel bellen naar de noodcentrale als je zelf op de plaats van het noodgeval bent.
5 - Je moet het adres van het noodgeval niet zeggen, dat zoekt de noodcentrale zelf op.

OEFENING 3 - Woordenschat

Vul de woorden uit de kader in de juiste kolom in. Wat gebeurt er eerst en wat gebeurt er daarna?


(a)  
    (b)  
      (c)  
        (d)  
          (e)  
            • een aspirine nemen
            • noodgeval
            • op de grond vallen
            • zijn hoofd stoten
            • verward zijn

            OEFENING 4 - Grammatica

            Het gebruik van het perfectum.
             
             
            Zet in de volgende zinnen het verbum telkens om van het presens naar het perfectum. Let op: Sommige verba zijn onregelmatig!
             
            Voorbeeld:            Eerst valt meneer Anciaux, dan staat hij op.         →         Eerst is meneer Anciaux gevallen, dan is hij opgestaan.
            1 - Eerst kruipt meneer Anciaux in zijn bed. (onregelmatig)


            2 - Dan staat hij op om een glas water te nemen. (onregelmatig)


            3 - Vervolgens mist hij een stap. (regelmatig)


            4 - Daarna stoot hij zijn hoofd. (onregelmatig)


            5 - Dan valt hij op de grond. (onregelmatig)


            6 - Daarna duwt de buurvrouw op de alarmbel. (regelmatig)


            7 - Dan neemt zorgkundige An een kijkje. (onregelmatig)


            8 - Vervolgens belt ze het noodnummer. (regelmatig)


            9 - Ten slotte komt de ambulance. (onregelmatig)


            10 - De verplegers verzorgen meneer Anciaux. (regelmatig)


            OEFENING 5 - Schrijfvaardigheid

            Een noodgeval. Breng verslag uit in het zorgdossier.
            Een modelantwoord bij deze oefening vind je in de sleutel. Klik op het diskette-icoontje rechtsboven de pagina om de sleutel te openen.
             
            Situatie: Je bent zorgkundige in een woonzorgcentrum. Gisteren klaagde een bewoner over duizeligheid en hij had ook een snelle ademhaling. Schrijf in het zorgdossier in ongeveer 5 zinnen wat je hebt gedaan. Gebruik het perfectum en gebruik verbindingswoorden zoals 'eerst', 'daarna', enz.
             
            → Eerst heb ik de bewoner zijn bloeddruk gecontroleerd. Daarna ...

             

            OEFENING 6 - Spreekvaardigheid

            Een telefoongesprek. Bel de hulpdienst en gebruik daarbij het spreekschema.
            Een modelantwoord bij deze oefening vind je in de sleutel. Klik op het diskette-icoontje rechtsboven de pagina om de sleutel te openen.
             
             
            A:    Noodgevallen, waarmee kan ik u helpen?
            Jij:   Begroet de persoon aan de andere kant van de lijn en beschrijf wat er gebeurd is (een bewoner heeft een hartaanval gekregen)

            A:    Kunt u mij zijn volledige naam geven?

            Jij:   Spel eerst zijn voornaam en daarna zijn familienaam.

            A:    Waar bevindt meneer Hendrickx zich?

            Jij:    Geef het adres (stad, straat, nummer, afdeling in het woonzorgcentrum).

            A:    Is hij nog bij bewustzijn?

            Jij:   Ja/nee

            A:    Oké, bedankt voor de informatie. Ik stuur een ambulance. Blijf bij meneer Hendrickx tot de ambulance aankomt en houd de telefoonlijn vrij.

            Jij:    Sluit af en haak in.

             

            EINDTEST

            Vul de gaten in. Gebruik woorden uit de woordenlijst en zet de verba in het perfectum.

            1 - Er was een . Ik meteen het noodnummer .

            2 - Als je flauwvalt, ben je niet meer bij .

            3 - Mariëtte kan niet meer helder denken en antwoordt naast de kwestie. Ze is .

            4 - Als iemand een hartaanval krijgt, bel je een noodnummer om een te laten komen.

            5 - Gisteren draaide alles om me heen en had ik het gevoel dat ik ging vallen. Ik had last van .

            Project number: 543336-LLP-1-2013-1-DE-KA2-KA2MP - This project has been funded with support from the European Commission. This publication [communication] reflects the views only of the author, and the Commission cannot be held responsible for any use which may be made of the information contained therein.