Oefeningen

Klik hier (of op het diskette-icoontje rechtsboven de pagina) om de correctiesleutel (in PDF) van dit hoofdstuk te openen.

OEFENING 1.1 - Luistervaardigheid

Luister naar de dialoog en vul de gaten in.
 
1 - Mevrouw De Bleeckere kreeg vandaag haar kleren terug van de wasdienst, maar er een aantal .

2 - Dat is . Wat ontbreekt er precies?

3 - Haar grijze rok, haar roze bloes en een paar .

4 - Waren ze ?

5 - Verloren komt meestal wel terecht.

6 - Persoonlijke kleren worden gewassen door de externe .

7 - Mogelijk komen de kleren mee met de volgende .

8 - Gewassen en handdoeken worden gesorteerd en gestreken in het in de kelder.

9 - Hopelijk dat iets op.

10 - Anders kan ik wel eens naar de bellen? Dat zou fantastisch zijn, mevrouw De Bleeckere zou je heel zijn.

OEFENING 1.2 - Luistervaardigheid

Luister opnieuw naar de dialoog en beantwoord de vragen.
Een modelantwoord bij deze oefening vind je in de sleutel. Klik op het diskette-icoontje rechtsboven de pagina om de sleutel te openen.
 
1 - Welke kledingstukken heeft mevrouw De Bleeckere niet teruggekregen van de wasdienst?

2 - De kleren van mevrouw De Bleeckere waren gelabeld. Wat betekent dit?

3 - Mevrouw De Bleeckere draagt veel zorg voor haar spullen. Wat wordt hiermee bedoeld?

4 - Waar worden de persoonlijke kleren van de bewoners gewassen?

5 - Mevrouw De Bleeckere zal erg blij zijn als ze haar kledingstukken terugkrijgt. Welke uitdrukking gebruikt zorgkundige An hiervoor?

OEFENING 2 - Leesvaardigheid

Lees de tekst over goed teamwork aandachtig.

9 regels voor goed teamwork

Als een organisatie goed draait heeft dat vaak te maken met goed teamwork. Een hecht samenwerkend team leidt namelijk tot topprestaties. Maar aan welke regels moet een goed team voldoen?
 
Regel 1: een team moet een leider hebben
In de meeste teams is het duidelijk: de manager is de leider en zijn medewerkers zijn de andere teamleden. Maar soms gebeurt het ook dat er een team wordt samengesteld met mensen uit verschillende afdelingen of verschillende organisaties. Ook in dat geval moet er een duidelijke leider aangeduid worden.
 
Regel 2: het team moet eensgezind focussen op hetzelfde, kwantificeerbare doel
Elk teamlid moet goed begrijpen wat het team als geheel probeert te bereiken. Dat kan alleen als dat doel op een objectieve manier gemeten kan worden. Doelen mogen nooit vaag zijn. De doelstelling ‘betere klantenrelaties opbouwen’ is bijvoorbeeld niet meetbaar en dus waardeloos, beter is het om te zeggen: ‘50% van de prospects omzetten in klanten’. Dat is wel precies en meetbaar.
 
Regel 3: elk teamlid moet een duidelijk omschreven rol hebben
Om hun dagelijks werk te kunnen uitvoeren moeten de teamleden precies weten wat er van hen verwacht wordt. Zonder die duidelijkheid zullen ze waarschijnlijk gedeeltelijk elkaars werk doen en elkaar ook voor de voeten lopen. Uiteraard moeten de rollen van de teamleden voortdurend geëvalueerd en bijgestuurd worden als ook het werk evolueert.
 
Regel 4: het team moet bereid zijn om zaken uit te wisselen
De individuele teamleden moeten alles wat bijdraagt tot het bereiken van de groepsdoelstellingen met elkaar uitwisselen. Dat gaat zowel om materiële zaken als geld, computers, bureaumateriaal of werkruimte als om immateriële zaken zoals ideeën of enthousiasme. Als de teamleden deze dingen voor zich alleen proberen te houden, dan verhinderen ze daarmee een goede teamwerking.
 
Regel 5: het team moet vaak en efficiënt communiceren
Frequent communiceren is niet moeilijk: beleg gewoon op regelmatige tijdstippen een groepsvergadering. Wekelijks is een minimum, maar in de meeste gevallen zal het vaker moeten. Efficiënt communiceren is moeilijker. De teamleider moet erover waken dat elk teamlid de boodschappen die overgedragen worden begrepen heeft.
 
Regel 6: het team moet op een consistente, gezamenlijke en enthousiaste manier inspanningen leveren
Een team kan maar efficiënt werken als elk lid zich 100% inzet om de doelstellingen te bereiken. Dit soort toewijding krijg je maar door als teamlid dagelijks te doen wat je moet doen. Uiteraard betekent dit niet je hiervoor je privéleven moet opofferen. Integendeel, want dat zou nefast zijn voor je enthousiasme dat ook noodzakelijk is om goede resultaten te bereiken.
 
Regel 7: de teamleden moeten af en toe hun ego opzijzetten
Een groot ego kan soms een voordeel zijn, bijvoorbeeld bij verkopers. Maar toch is het vaak nodig om een team goed te laten functioneren dat je de algemene doelstellingen laat primeren boven de individuele bijdrages van de teamleden. Divagedrag helpt een team geen meter vooruit.
 
Regel 8: het team moet zichzelf kunnen evalueren
Om de drie of vier vergaderingen zou elk teamlid een punt van verbetering naar voren moeten brengen. Op die manier evalueert het team zichzelf op een systematische manier. Het geeft de teamleider ook de kans om patronen van terugkerende, algemene problemen te ontdekken.
 
Regel 9: het team moet zichzelf kunnen bijsturen
Als de teamleider merkt dat verschillende mensen dezelfde problemen noemen, dan is het tijd om globaal in te grijpen. Daarnaast moet hij zich ook ontfermen over de belangrijke individuele problemen die teamleden ondervinden.

Beantwoord de vragen.
Een modelantwoord bij deze oefening vind je in de sleutel. Klik op het diskette-icoontje rechtsboven de pagina om de sleutel te openen.
 
1 - Waarom heeft elk team een leider nodig?

2 - Een doel moet kunnen worden gemeten. In de tekst geeft men hier twee synoniemen voor. Welke? Geef zelf ook een voorbeeld van een realistisch doel.

3 - Elk teamlid moet een duidelijke rol hebben. Beschrijf jouw rol en/of takenpakket.

4 - Wat is er nodig om een team efficiënt te laten werken?

5 - Een teamlid moet zijn problemen herkennen en naar voren brengen tijdens de vergadering. Welke problemen kom jij tegen op de werkvloer?

6 - Met welke regel ondervind jij of jouw team moeite?

7 - In welke regel kun jij je het best vinden? Waarom?

8 - Welke regel zou je hier nog aan willen toevoegen?

9 - Welke regel mag uit de lijst geschrapt worden volgens jou? Of welke vind je het minst belangrijk? Waarom?

10 - Geef een rangorde aan.

OEFENING 3 - Woordenschat

Vul de gaten in met woorden uit de woordenlijst.

1 - De kledingstukken van mevrouw De Bleeckere zijn verloren. Dat is .

2 - De kleren zijn weg. Dit wil zeggen dat ze .

3 - Mevrouw De Bleeckere is erg blij dat er naar haar wasgoed wordt gezocht. Ze is haar heel .

4 - De naam van mevrouw De Bleeckere staat in haar kleren. De kleren zijn .

5 - Zorgkundige An gaat de kleren eerst ophalen en dan gaat ze ze naar mevrouw De Bleeckere.

6 - Het bedlinnen is niet verkreukeld. Het is .

7 - An zegt alle letters van de naam van mevrouw De Bleeckere apart op voor Sara. Ze de naam.

8 - Sara laat iets weten als ze nieuws heeft. Ze geeft een .

9 - Het wasgoed van elke bewoner wordt op een aparte stapel gelegd. Het wordt .

10 - Het wordt gewassen in de .

OEFENING 4 - Grammatica

Het gebruik van het adjectief.
 
 
Vul het adjectief in en verbuig waar nodig.
1 - de T-shirt (paars)

2 - een hemd (katoen)

3 - de schoenen (versleten)

4 - het weer (mooi)

5 - de trui (wol)

6 - de kousen (grijs)

7 - het wasgoed (verloren)

8 - de sokken (stinkend)

9 - een bloesje (roze)

10 - de sjaal (zijden)

OEFENING 5 - Schrijfvaardigheid

Denk aan een probleem op de werkvloer dat je goed hebt opgelost en beschrijf je aanpak:
Een modelantwoord bij deze oefening vind je in de sleutel. Klik op het diskette-icoontje rechtsboven de pagina om de sleutel te openen.
 
1 - Hoe heb je het probleem proberen te begrijpen?
 
2 - Hoe ben je meer te weten gekomen?
 
3 - Hoe heb je het probleem proberen op te lossen?

OEFENING 6 - Spreekvaardigheid

Rollenspel. Meld een klacht.
Een modelantwoord bij deze oefening vind je in de sleutel. Klik op het diskette-icoontje rechtsboven de pagina om de sleutel te openen.
 
Situatie: Je bent zorgkundige in een woonzorgcentrum. Een collega komt steeds te laat. Wat doe/zeg je?
 
A: Indien je je collega hier nog nooit over hebt aangesproken?
B: Indien je je collega hierover al feedback hebt gegeven?
 
Je vormt een duo met je buur en speelt beide scenario’s na. Wissel tussendoor van rol (laatkomer – collega met klacht).

EINDTEST

Vul de gaten in. Gebruik woorden uit de woordenlijst en verbuig de adjectieven waar nodig.

1 - Om een team te laten werken, moet elk teamlid zich honderd procent inzetten.

2 - Mevrouw De Bleeckere ‘s kleren zijn vermist. De zorgkundige moet haar het nieuws vertellen.

3 - kledingstukken zijn gemaakt van wol.

4 - Heeft mevrouw De Bleeckere veel kledingstukken ? Ja, ze is er vier kwijt.

5 - Ik ben mijn kussensloop en laken kwijt. Heeft iemand mijn gezien?

Project number: 543336-LLP-1-2013-1-DE-KA2-KA2MP - This project has been funded with support from the European Commission. This publication [communication] reflects the views only of the author, and the Commission cannot be held responsible for any use which may be made of the information contained therein.