Oefeningen

Klik hier (of op het diskette-icoontje rechtsboven de pagina) om de correctiesleutel (in PDF) van dit hoofdstuk te openen.

OEFENING 1 - Luistervaardigheid

Luister naar de dialoog en beantwoord de vragen.
Een modelantwoord bij deze oefening vind je in de sleutel. Klik op het diskette-icoontje rechtsboven de pagina om de sleutel te openen.
 
 
1 - Waarom organiseert het woonzorgcentrum deze oefensessie? Wat is de bedoeling?
 
2 - In welk geval moeten de bewoners de oefeningen vervroegd beëindigen?
 
3 - Waarmee begint de oefensessie?
 
4 - Eén van de bewoners vindt een oefening te moeilijk. Welke oefening?
 
5 - Wat moeten de bewoners volgens verzorgster An doen om geen stijve spieren te krijgen?

OEFENING 2 - Leesvaardigheid

Lees de folder over valpreventie in woonzorgcentra aandachtig.

Vallen: blijf er even bij stilstaan!

In deze folder vindt u informatie over wat u, samen met uw familie en/of zorgverleners, kan doen om uw kans op een val zo klein mogelijk te houden. Heeft u vragen bij onderstaande tips, aarzel dan zeker niet om advies te vragen aan uw zorgverlener!
 
Rust roest: blijf actief en in evenwicht
Verbeter uw evenwicht, spierkracht, lenigheid en uithouding door een oefenprogramma in groep (bv. turnen, dans, Tai Chi) of door individueel te oefenen. Vraag uw zorgverlener naar geschikte en veilige oefeningen. Laat u hierbij indien nodig ondersteunen door een gepast loophulpmiddel.
 
Vermijd duizeligheid bij het rechtstaan
Zet u na langdurig zitten of liggen even ‘goed’ rechtop, beweeg zachtjes uw benen (bv. knieën heffen), adem een aantal keren diep in en uit, en sta daarna langzaam recht. Leg uw hoofd steeds iets hoger dande rest van uw lichaam bij het liggen of slapen. Vermijd ook bruuske bewegingen, een warme omgeving en langdurig platliggen. Drink voldoende en op regelmatige tijdstippen.
 
Laat uw pillen controleren
Bepaalde geneesmiddelen verhogen het risico op vallen. Vermijd zoveel mogelijk het gebruik van kalmeer- en slaapmiddelen. Meld neveneffecten (zoals draaierigheid) van (nieuwe) geneesmiddelen aan uw zorgverlener.
 
Ziet u nog wel goed?
Heeft u problemen met lezen of TV kijken? Draagt u een bril? Een regelmatige controle van uw ogen is geen overbodige luxe! Laat eventuele afwijkingen (bv. cataract) tijdig behandelen. Gebruik voldoende verlichting – zeker bij valavond en ’s nachts.
 
Frequent toiletbezoek of urineverlies?
Drink minstens 1,5 liter water per dag. Beperk cafeïne en eet voldoende vezels (bv. bruine broodsoorten, bruine rijst, volkoren deegwaren, peulvruchten, groenten, fruit, aardappelen, noten en zaden). Ga regelmatig en op vaste tijdstippen naar het toilet. U kan urineverlies verminderen door middel van blaastraining of een oefenprogramma voor de bekkenbodem.
 
Zorg voor uw voeten
Op blote voeten of (antislip)kousen lopen, verhoogt het valrisico. Goed passende, voldoende brede schoenen met een platte zool, die uw voeten volledig omsluiten, bieden de beste ondersteuning. Blijf niet zitten met ernstige voetproblemen zoals wondjes, gezwollen voeten, ... Bezoek regelmatig de pedicure of podoloog.
 
Angst om te vallen?
Volg een oefenprogramma over rechtkomen na een val. Maak in gangen en gemeenschappelijke ruimten gebruik van steunpunten en vermijd obstakels. Bespreek uw angst om te vallen met uw zorgverlener.
 
Breek geen botten
Verstevig uw botten en spieren door calcium- en vitamine D-rijk voedsel zoals melkproducten, peulvruchten, vette vis en eieren te eten. Een tekort aan calcium en vitamine D is niet abnormaal, vraag advies aan uw zorgverlener over inname van voedingssupplementen. Valt u regelmatig? Dan kan het dragen van een heupbeschermer zinvol zijn.
 
Eigen veiligheid eerst
Maak van uw kamer geen hindernissenparcours, maar zorg ervoor dat u overal vlot door kan en wees steeds aandachtig bij wat u doet. Laat uw bed op laagstand zetten: dit vergemakkelijkt het in- en uitstappen.
 
Beantwoord de volgende vragen over de folder.
Een modelantwoord bij deze oefening vind je in de sleutel. Klik op het diskette-icoontje rechtsboven de pagina om de sleutel te openen.
 
1 - Ouderen kunnen gebruikmaken van een loophulpmiddel. Kan jij een voorbeeld geven van een loophulpmiddel?
 
2 - De tekst geeft negen tips om vallen te vermijden. Welke?
 
3 - Welk synoniem van ‘duizeligheid’ vind je in de tekst?
 
4 - Wat zijn ‘neveneffecten’? Tip: men noemt dit ook ‘bijwerkingen’.
 
5 - Wanneer moeten ouderen hulp inroepen van zorgverleners? Welke vier dingen moeten zij aan de zorgverleners vragen/melden?

OEFENING 3.1 - Woordenschat (A)

Het lichaam.
 
Lees de dialoog. Welke lichaamsdelen komen aan bod/worden vermeld?
1 -

2 -

3 -

4 -

5 -

6 -

7 -

8 -

9 -

10 -

11 -

12 -

OEFENING 3.1 - Woordenschat (B)

Het lichaam.
 
Benoem de lichaamsdelen.
 
(1)  
    (2)  
      (3)  
        (4)  
          (5)  
            (6)  
              (7)  
                (8)  
                  (9)  
                    (10)  
                      (11)  
                        (12)  
                          (13)  
                            (14)  
                              (15)  
                                (16)  
                                    
                                    • het hoofd/het gezicht
                                    • de schouder
                                    • de nek
                                    • de borst
                                    • de arm
                                    • de hand
                                    • het been
                                    • het bovenbeen/de dij
                                    • de voet
                                    • de enkel
                                    • de knie
                                    • de rug
                                    • het achterwerk/de billen
                                    • de ellenboog
                                    • de hiel

                                    OEFENING 3.2 - Woordenschat

                                    Vul het kruiswoordraadsel in met woorden uit de woordenlijst.
                                     
                                    Deze oefening kan je niet online maken. Klik onder de pagina 'Dialoog' op het diskette-icoontje rechtsboven de pagina om de oefening te openen.

                                    OEFENING 4.1 - Grammatica

                                    Het gebruik de imperatief.
                                     
                                    TIP: Zie Unit 1 Hoofdstuk 3.
                                     
                                    Vorm de volgende zinnen om tot een bevel.
                                     
                                    Voorbeeld:      De borden nu afwassen         →         Was de borden nu af!
                                    1 - Je schouders opheffen


                                    2 - Je arm naar binnen plooien


                                    3 - Deze opwarmingsoefeningen dagelijks doen


                                    4 - Rechtop gaan staan


                                    5 - Je spieren opspannen


                                    6 - Op de stoel gaan zitten


                                    7 - Uitkijken voor die hindernis


                                    8 - Je benen strekken


                                    9 - Deze oefening vier keer herhalen


                                    10 - Voorover buigen


                                    OEFENING 4.2 - Grammatica

                                    Het gebruik van de separabele verba.
                                     
                                    TIP: Zie Unit 4 Hoofdstuk 3.
                                     
                                    Separabele verba in een samengestelde zin: de gebruikte tijd en de zinsstructuur bepalen de plaats van het prefix.
                                     
                                     
                                    Vorm zinnen en gebruik de separabele verba (regelmatig & onregelmatig). Let op de plaats van het prefix. Denk ook aan de juiste tijd.
                                     
                                    Voorbeeld:      (invullen) Hij / het formulier         →         Hij vult het formulier in.
                                    1 - (opspannen) je rechterkuit / bij deze oefening / je


                                    2 - (rechtstaan) maar / de bewoner / hij / zelf / was gevallen / weer / is


                                    3 - (zich omdraaien) verzorgster An / dus / achter zich / iets / hoorde / ze


                                    4 - (opheffen) hun benen / de bewoners / tijdens de oefening / moeten / vier keer


                                    5 - (uitrusten) daarna / aan de volgende oefening / beginnen / even / we


                                    6 - (zich opwarmen) de bewoners / van de oefensessie / aan het begin


                                    7 - (vooroverbuigen / aanraken) zijn tenen / en / iedereen


                                    8 - (aanraden) de zorgverlener / om te starten / de bewoners / met basisoefeningen


                                    9 - (optillen) kan / Jos / van 50 kg / gewichten


                                    10 - (afsluiten) met stretchoefeningen / wordt / de oefensessie / na een halfuur


                                    OEFENING 5 - Schrijfvaardigheid

                                    Schrijf op hoe je de bewoonster probeert te helpen.
                                    Deze oefening kan je niet online maken. Klik onder de pagina 'Dialoog' op het diskette-icoontje rechtsboven de pagina om de oefening te openen.
                                     
                                    Situatie: je bent zorgkundige in een woonzorgcentrum en een bewoonster valt voortdurend. Ze is net van medicatie veranderd en ze heeft nog nooit deelgenomen aan de oefensessies die in het woonzorgcentrum worden georganiseerd. Schrijf in ongeveer 100 woorden wat jij doet om haar te helpen.

                                    OEFENING 6 - Spreekvaardigheid

                                    Rollenspel: Manieren van instructie geven.
                                    Een modelantwoord bij deze oefening vind je in de sleutel. Klik op het diskette-icoontje rechtsboven de pagina om de sleutel te openen.
                                     
                                    Situatie: Je bent zorgkundige en geeft de mevrouw uit oefening 5 instructies. Gebruik telkens één van de drie manieren en gebruik de woorden uit het volgende kader. Nadien wissel je van rol.
                                     
                                     
                                    rechter zitten – de slab aan/uitdoen – zelfstandig eten – rechtstaan – een dessert eten – bij de andere bewoners zitten – alles opeten – het vlees in kleine stukjes snijden – uw groenten eten – niet smakken
                                     
                                     

                                    EINDTEST

                                    Vul de gaten in. Gebruik woorden uit dit hoofdstuk of het prefix van separabele verba. Soms moet je een imperatief gebruiken.

                                    1 - Je moet je schouders eerst , daarna mag je ze laten zakken.

                                    2 - met je voeten op de grond!

                                    3 - Verzorgster An start de sessie met basisoefeningen die niet al te zijn. Ze vergen niet veel inspanning.

                                    4 - Als je niet meer goed kan stappen, gebruik je best een .

                                    5 - Bij sommige oefeningen moet je buigen, bij andere moet je staan.

                                    Project number: 543336-LLP-1-2013-1-DE-KA2-KA2MP - This project has been funded with support from the European Commission. This publication [communication] reflects the views only of the author, and the Commission cannot be held responsible for any use which may be made of the information contained therein.