Woordenlijst |
Woordenschat
| activiteit de substantief activiteiten | Er worden elk weekend twee activiteiten georganiseerd: breien en knutselen. |
| iets wat je doet / de tijdsbesteding | |
| (levens)ervaring de substantief (levens)ervaringen | Asma heeft al veel meegemaakt, dus ze heeft veel levenservaring. |
| wat je hebt meegemaakt (in je leven) | |
| (sociaal) contact het substantief contacten | Elke mens heeft nood aan sociaal contact. Als je niet kan praten met iemand, word je eenzaam. |
| met iemand kunnen praten / de relatie | |
| uitnodiging de substantief uitnodigingen | Ik heb nog geen uitnodiging gekregen voor Anna's feestje. Zou ik wel mogen komen? |
| een vraag om mee te doen / de invitatie | |
| bereidwillig - adjectief bereidwillige | An heeft erg bereidwillige collega's: ze staan altijd klaar om haar te helpen. |
| je wil graag helpen / behulpzaam | |
| eenzaam - adjectief eenzame | Veel bewoners krijgen geen bezoek van familie. Ze zijn eenzaam. |
| alleen | |
| enthousiast - adjectief enthousiaste | De bewoners zijn allemaal heel enthousiast om aan de activiteiten deel te nemen. |
| je hebt er zin in / uitbundig | |
| gelukkig - adjectief gelukkige | Gelukkige mensen leven het langst, want zij genieten van hun leven. |
| blij en tevreden | |
| vrolijk - adjectief vrolijke | Jeanine is vrolijk: ze straalt en ze lacht! |
| opgewekt | |
| missen - verbum mis - miste - heeft gemist | Ik heb mijn oma al twee weken niet gezien. Ik mis haar enorm! |
| heimwee hebben naar iets of iemand | |
| steunen - verbum steun - steunde - heeft gesteund | Toen Anna kanker kreeg, kon ze altijd terecht bij haar collega's. Zij steunden haar enorm. |
| er zijn voor iemand / iemand helpen | |
| storen - verbum stoor - stoorde - heeft gestoord | Tijdens een vergadering zet het teamhoofd haar mobiele telefoon steeds uit, zodat ze niet kan worden gestoord. |
| als je iemand aanspreekt en die persoon vindt dat vervelend / lastigvallen | |
| uitkijken (naar) - verbum kijk uit (naar) - keek uit (naar) - heeft uitgekeken (naar) | Volgende week maakt het WZC een uitstap naar de boerderij. De bewoners kijken er hard naar uit. |
| zin hebben om iets in de toekomst te doen / zich verheugen op | |
| voorstellen - verbum stel voor - stelde voor - heeft voorgesteld | Ik stel voor dat we eerst een hapje eten. Is dat een goed idee? / Ik kan me haar gezicht niet meer voorstellen. |
| een idee opbrengen/ (zich voorstellen:) zich voor de geest halen | |
|
Project number: 543336-LLP-1-2013-1-DE-KA2-KA2MP - This project has been funded with support from the European Commission. This publication [communication] reflects the views only of the author, and the Commission cannot be held responsible for any use which may be made of the information contained therein. |
