Woordenlijst

Woordenschat

negeren - verbum negeer - negeerde - heeft genegeerd Zorgkundige An probeerde het geklaag van de bewoonster te negeren.
niet antwoorden of de andere kant opkijken als iemand iets tegen je zegt
opstandigheid de substantief opstandigheden Mijn oma wil niet meer buitenkomen. Haar opstandigheid is erg vermoeiend!
niet mee willen werken / de rebellie
aanpassing de substantief aanpassingen Het is een hele aanpassing om gezond te eten als je eerst enkel frieten at.
een verandering in gedrag of handelen
aanpassingsproces het substantief aanpassingsprocessen Als je verhuist, ben je nog niet meteen gewend aan de nieuwe omgeving: je moet eerst het aanpassingsproces door.
de periode waarin je went aan een verandering
opname de substantief opnames / opnamen Als je een hartaanval krijgt, is een opname in het ziekenhuis vereist. / De derde opname van de film verliep vlot.
plaatsing in een instelling (zoals een ziekenhuis of rusthuis); geluidsopname, beeldopname, het opgenomene
welzijn het substantief - Ik vind dierenwelzijn belangrijk en daarom strijd ik tegen dierenmishandeling.
toestand waarin het geestelijk, lichamelijk en sociaal goed met je gaat
zorgkundige de substantief zorgkundigen De zorgkundige biedt hulp bij verschillende dagelijkse activiteiten.
iemand die zorg verleent aan patiënten / zorgverlener
agressief - adjectief agressieve Jef slaat zijn vrouw: hij is erg agressief.
geneigd om aan te vallen of te vechten (slaan, schoppen, enz.), aanvallend
betrokken - adjectief - Zorgkundige An weet alles van de bewoners, ze is erg betrokken bij hun leven.
je hebt ermee te maken
gerust - adjectief geruste Ik dacht eerst dat er iets ergs gebeurd was, maar nu ben ik weer gerust.
rustig omdat je niet (langer) bang hoeft te zijn
(het) koste wat (het) kost - adjectief - Ze wil koste wat het kost naar huis.
per se; tegen welke kosten, moeite e.d. dan ook; hoe dan ook; ondanks alles
onverschillig - adjectief onverschillige Sinds oma in het rusthuis zit, is ze onverschillig. Niets kan haar nog schelen.
het maakt je niets uit
schuldig - adjectief schuldige Ik voel me schuldig, omdat ik iemand een klap heb gegeven.
je bent verantwoordelijk voor een fout
voortdurend - adjectief - De baby huilt voortdurend. Waarom stopt hij nooit?
de hele tijd
in het belang zijn van - verbum was in het belang van - is in het belang geweest van Het is in je eigen belang dat je goed studeert.
in het voordeel van
beledigen - verbum beledig - beledigde - heeft beledigd Mijn vader noemde me 'een stomme koe'. Hij heeft me echt beledigd.
iemand kwetsen, uitschelden
choqueren - verbum choqueer - choqueerde - heeft gechoqueerd "Ik wou dat iedereen doodviel!", riep Jos. Hij choqueert de mensen graag.
opzettelijk stoute dingen zeggen of doen waarvan je weet dat iemand anders ervan zal schrikken
klagen over - verbum klaag - klaagde over - heeft geklaagd over De bewoners klaagden over het vieze eten.
ontevredenheid, droefheid of pijn door geluiden of woorden uiten
kwetsen - verbum kwets - kwetste - heeft gekwetst Het kwetst me als je zegt dat ik stom ben.
dingen zeggen die mensen verdrietig maken
moeite hebben met/om - verbum heb moeite met/om - had moeite met/om - heeft moeite gehad met/om Ik heb moeite om vlees te eten, omdat ik het zo erg vind voor de dieren.
het moeilijk kunnen; het moeilijk kunnen aanvaarden of inwilligen
roddelen - verbum roddel - roddelde - heeft geroddeld Tijdens de koffiepauze roddelen de zorgkundigen soms over hun diensthoofd.
iets (slechts) over iemand zeggen terwijl die persoon er niet bij is
uitpraten - verbum praat iets uit - praatte iets uit - heeft iets uitgepraat Jef en Jeanne zijn niet meer boos op elkaar: ze hebben hun ruzie uitgepraat.
een ruzie bijleggen / met elkaar praten na een ruzie om het goed te maken
uitschelden - verbum scheld iemand uit - schold iemand uit - heeft iemand uitgescholden "Stommerik", schold de bewoner zorgkundige Endika uit.
iemand beledigen door tegen die persoon te roepen
uitvliegen - verbum vlieg uit tegen iemand - vloog uit tegen iemand - is tegen iemand uitgevlogen Toen de leerling na twee berispingen nog niet zweeg, vloog de leerkracht tegen hem uit.
plots boos worden en daarom tegen iemand roepen
vertrouwen - verbum vertrouw - vertrouwde - heeft vertrouwd Sinds Jos tegen haar gelogen heeft, vertrouwt Jeanne niemand meer.
geloven in de betrouwbaarheid van iemand
verwijten - verbum verwijt - verweet - heeft verweten Hij verweet haar dat ze altijd te laat kwam.
iemand ergens de schuld van geven
vloeken - verbum vloek - vloekte - heeft gevloekt "Godverdomme", vloekte Jos toen hij met een hamer op zijn duim sloeg.
schelden
wennen aan - verbum wen aan - wende aan - is gewend aan Vroeger at ik ongezond, nu moet ik wennen aan gezond eten.
gewoon worden
zich aanpassen aan - verbum pas aan - paste zich aan - heeft zich aangepast aan Josée is het nu gewend in het rusthuis, maar ze heeft zich wel moeten aanpassen.
wennen aan een nieuwe situatie
zich behelpen - verbum behelp me - behielp zich - heeft zich beholpen Jan kan niet meer zelfstandig wonen, want hij kan zich niet meer behelpen.
zich kunnen redden
Project number: 543336-LLP-1-2013-1-DE-KA2-KA2MP - This project has been funded with support from the European Commission. This publication [communication] reflects the views only of the author, and the Commission cannot be held responsible for any use which may be made of the information contained therein.