Woordenlijst |
Woordenschat
evenwicht het substantief evenwichten | Voor koorddansers is het erg belangrijk dat ze hun evenwicht kunnen bewaren. |
je bent in balans, zodat je niet valt |
houding de substantief houdingen | Als je een goede houding wil hebben, moet je met een rechte rug staan. |
de manier waarop je staat of zit |
kortademigheid de substantief - | Zwangere vrouwen hebben soms last van kortademigheid. |
je hebt een tekort aan adem |
opwarming de substantief opwarmingen | Voor het sporten, laat de leraar iedereen opwarmingsoefeningen doen. |
iets warm maken |
preventie de substantief preventies | Drugspreventie voorkomt drugsgebruik bij jongeren. |
iets voorkomen |
spier de substantief spieren | Erko is bodybuilder: hij heeft zijn spieren stevig getraind. |
het lichaamsdeel waardoor je kunt bewegen en kracht hebt |
basis- - voorzetsel - | Als je nog niet goed Nederlands kan, begin je best met de basisleerstof. |
eenvoudig |
duizelig - adjectief duizelige | Als ik nog niets heb gegeten, word ik snel duizelig. |
wanneer je alles ziet draaien / draaierig |
intensief - adjectief intensieve | Melek volgde een intensieve cursus Nederlands: ze kreeg wel 12 uur per week les. |
krachtig / moeilijk |
stijf - adjectief stijve | Als je hard sport, heb je de volgende dag stijve spieren. |
iets wat je niet kan buigen of bewegen |
bewegen - verbum beweeg - bewoog - heeft bewogen | Toen mijn arm gebroken was, bewoog de dokter hem naar alle kanten. |
van plaats veranderen |
buigen - verbum buig - boog - heeft gebogen | Helena boog haar hoofd, omdat ze zich schaamde dat ze had gelogen. |
met je hoofd of lichaam naar beneden bewegen |
opgeven - verbum geef op - gaf op - heeft opgegeven | Ik heb het sporten opgegeven, omdat ik steeds duizelig werd. |
met iets stoppen, omdat je niet meer wilt of kunt verdergaan |
opheffen - verbum hef op - hief op - heeft opgeheven | Als de poetsvrouw komt stofzuigen, moeten alle bewoners hun voeten opheffen. |
iets omhoog bewegen |
rechtstaan - verbum sta recht - stond recht - heeft rechtgestaan | Toen de directeur binnenkwam, stonden de leerlingen recht. |
je lichaam naar boven bewegen |
stilstaan - verbum sta stil - stond stil - heeft stilgestaan | "Sta stil! Ik kan je niet volgen!" |
niet bewegen |
vallen - verbum val - viel - is gevallen | Jan gleed uit over een bananenschil en viel hard op de grond. |
hard omlaag gaan, zonder dat je het wilt |
volhouden - verbum houd vol - hield vol - heeft volgehouden | "Houd vol! Ik zal hulp gaan halen." |
niet opgeven |
voorkomen - verbum voorkom - voorkwam - heeft voorkomen | Maria voorkomt vallen door een rollator te gebruiken. |
ervoor zorgen dat iets niet gebeurt |
zitten - verbum zit - zat - heeft gezeten | De kleuters moeten allemaal op hun achterwerk zitten./ Hij zag de operatie niet helemaal zitten, hij had een beetje schrik. |
niet staan/ (iets zien zitten:) er zin in hebben/ ertoe in staat zijn |
![]() |
Project number: 543336-LLP-1-2013-1-DE-KA2-KA2MP - This project has been funded with support from the European Commission. This publication [communication] reflects the views only of the author, and the Commission cannot be held responsible for any use which may be made of the information contained therein. |