Verpleegster: |
Goeiemiddag! |
Mevrouw Vannieuwenhuyse: |
Ah, goeiemiddag! |
Verpleegster: |
Hoe gaat het hier? |
Mevrouw Vannieuwenhuyse: |
Het gaat vrij goed, met u? |
Verpleegster: |
Goed hoor. Ik kom eens naar uw oog kijken hé, hebt u er nog veel last van? |
Mevrouw Vannieuwenhuyse: |
Dat valt mee hoor, maar het jeukt. |
Verpleegster: |
Dat geloof ik, maar zeker niet aankomen hé. |
Mevrouw Vannieuwenhuyse: |
Nee nee, dat hebben ze mij gezegd. |
Verpleegster: |
Als u erin wrijft, maakt u het alleen maar erger! |
Mevrouw Vannieuwenhuyse: |
Ja ja, ik weet het. |
Verpleegster: |
Ik zal uw druppeltjes indoen. Kom maar een beetje naar voren, kijk maar naar boven, en een beetje naar achter.
Oké, dat is prima. Niet verschieten hoor ... hup, da ’s al ééntje, en twee, en drie, voilà! |
Mevrouw Vannieuwenhuyse: |
Dank u wel. |
Verpleegster: |
U bent er alweer vanaf voor vandaag! |
Mevrouw Vannieuwenhuyse: |
Ja. |
Verpleegster: |
Hebt u graag dat ik uw medicijnen voor morgen klaar zet? |
Mevrouw Vannieuwenhuyse: |
Dat zou fijn zijn, want ik zie het allemaal minder goed. |
Verpleegster: |
Geen probleem. |
Mevrouw Vannieuwenhuyse: |
Dit is uw pilletje voor uw cholesterol, die neemt u ’s ochtends bij het ontbijt, ’s middags neemt u de pil uit het tweede vakje en de laatste pil neemt u ’s avonds voor het slapengaan. |
Verpleegster: |
Oh, fijn dat u dat gedaan hebt! |
Mevrouw Vannieuwenhuyse: |
Kijk, ik zal het hier voor u klaarzetten. |
Mevrouw Vannieuwenhuyse: |
Dat is heel lief, dank u wel. |
Verpleegster: |
Dat is graag gedaan! |